Wanneer de cardioloog bij een hartkatheterisatie één of meerdere vernauwingen in de kransslagaders in beeld brengt wil dit niet meteen zeggen dat er een behandeling met ballon/stent(s) of chirurgie noodzakelijk is. Enkel deze vernauwingen die belangrijk genoeg zijn om zuurstoftekort van de hartspier te veroorzaken dienen dergelijke behandeling te ondergaan. De FFR (`Fractional Flow Reserve`) meting laat de cardioloog toe om tijdens de hartkatheterisatie na te gaan welke vernauwingen daadwerkelijk een zuurstoftekort teweeg brengen. De meting gebeurt via het buisje (of catheter) waarmee de kransslagaders in beeld worden gebracht. Een fijne sonde wordt via de catheter tot voorbij de vernauwing gebracht waarbij drukmetingen plaatsvinden na het toedienen van een vaatverwijdend middel. Op basis van de drukmeting voor en na de vernauwing kan de cardioloog het belang ervan beoordelen. Dergelijke metingen laten daardoor toe een optimale beslissing te nemen voor de behandeling van de patiënt, hetzij medicamenteus, hetzij een behandeling met ballon/stent(s) of chirurgie. Ofwel tijdens de procedure of op een later tijdstip (in het `hart-team’) wordt overlegd, na het bekijken van de beelden en bijkomende informatie, welke behandeling de voorkeur geniet.